zondag 13 november 2016

Zorg

Gisteren ging ik met mijn moeder mee naar de vijfenzeventigste verjaardag van mijn ome Jan. Omdat de vergankelijkheid van het leven zich bij het ouder worden steeds onvermijdbaarder opdringt en mijn moeder het hele end naar Tilburg niet alleen wilde afleggen ging ik met haar mee. Het 'feest' zou bij een neef van mij zijn, dus ik zou ook nog wel wat aanspraak hebben.
Maar och mijn ome Jan. Toen ik hem zag besefte ik dat ik hem al jaren niet meer gezien had. In een rolstoel, de sporen van vele hersenbloedingen duidelijk in zijn functioneren afgetekend. Hij kon niet meer zelfstandig zijn eten in zijn mond stoppen, alleen nog maar uit een rietje drinken en te vermoeden aan het feit dat hij de hele dag niet van zijn plek kwam zal ook plassen inmiddels iets zijn wat later op de dag weer weggewerkt wordt.
En och mijn tante Mieke. Ze wist nog net een trotse ondertoon ergens vandaan te halen toen ze vertelde dat hij klaar was met revalideren en mocht verhuizen, naar een verpleeghuis. Waar hij toch zo'n mooie kamer ging krijgen. En dat het maar goed was dat ze die meubeltjes nog niet verkocht had want die kon hij zo mooi meenemen nu.
En onderwijl slikte ze haar tranen weg, want wat ze er niet bij zei was het verdriet dat ze had, dat hij niet meer terug kon naar hun eigen aanleunwoning. Dat ze volgend jaar hun gouden bruiloft gingen vieren maar niet meer samen konden wonen, omdat de plekken waar dat mogelijk was voor hun financieel buiten bereik lagen. Dat ze nu elke dag bij haar man op bezoek mocht gaan, maar hem nooit meer thuis zou hebben.
En ik wist niet of ik nou blij moest zijn, of niet...